Elk goed piratenverhaal heeft een schatkaart, met een groot kruis dat toont waar de schat begraven ligt. Bij geocaching ga je zelf op zoek naar een verborgen schat. En die kan overal verstopt zijn: bij jou om de hoek, in een parkje in de buurt of in een bos ergens in Vlaanderen.
De ‘schat’ die je gaat zoeken bij geocaching heet een ‘cache’. Het is meestal een waterdichte doos of doosje met daarin een logboek. Als je de cache vindt, mag je je naam en datum in dat logboek noteren. In grote caches zitten vaak ook wat spulletjes zoals balpennen, speelgoedjes, lintjes… Wie de cache vindt, mag er iets uitnemen, maar moet er iets van ongeveer gelijke waarde in terugleggen. Zo heeft de volgende schattenzoeker evenveel keuze! In België zijn er nu al meer dan 30.000 geocaches te vinden.
Hoe begin je eraan?
Om een schat te vinden, heb je een schattenkaart nodig. Bij geocaching gebruiken ze daarvoor gps-coördinaten. Om de exacte coördinaten van een cache te weten te komen, moet je eerst een gratis account aanmaken op de website geocaching.com. Zodra je je geregistreerd hebt, kan je op zoek naar caches. Je kan via locatiebepaling de caches bij jou in de buurt tonen, of zoeken naar caches op een bepaalde plaats.
Verschillende moeilijkheid
Bij elke cache wordt aangeduid hoe moeilijk ze te vinden is (Difficulty). Een cache met Difficulty 1 kan je bijna niet missen, terwijl een cache met Difficulty 5 heel wat denk- en zoekwerk zal vragen om ze te vinden en te openen. Ook het terrein krijgt een score, van 1 (korte wandeling, toegankelijk voor rolstoelgebruikers) tot 5 (alleen te bereiken met speciaal materiaal zoals een boot, klimtouwen, zuurstofflessen…). In het begin kies je natuurlijk best voor eenvoudig te vinden en te bereiken caches.
Hoe vind je de cache?
Bij de beschrijving van de cache op de website staan de exacte gps-coördinaten, bijvoorbeeld N 50° 52.597 E 004° 41.664. Aan die cijfers heb je op zich weinig: je moet ze op een kaart terugvinden. Je kan daarvoor best de officiële Geocaching app installeren. Als je in de app een cache selecteert, gebruikt de app de locatievoorzieningen van je smartphone om de weg naar de cache te zoeken. Fervente wandelaars die een wandel-gps bezitten, kunnen de coördinaten ook zelf invoeren, of een gpx-bestand met de locatie downloaden en importeren.
Eenmaal je op de locatie bent (‘ground zero’, in geocaching-jargon) is het nog zaak om de cache zelf te vinden. Want die staat meestal niet zomaar in het zicht waar iedere toevallige voorbijganger ze kan zien.
Tips voor het zoeken
Laat je daarom niet ontmoedigen als het niet meteen lukt om de cache te vinden. Het zoeken is juist het leuke aan geocaching. Wandel eerst eens rond de locatie, zodat je ze vanuit alle kanten kan bekijken. Zo zie je ook de minder voor de hand liggende plekken waar de cache verstopt kan zijn. Klassieke verberglocaties zijn de achterkant van verkeersborden, aan de voet van een boom, onderaan een paaltje … Afhankelijk van de moeilijkheidsgraad moet je soms verder denken. Zo kan een kleine cache verstopt zitten onder een losse steen of tegel, of (met een touwtje) aan de binnenkant van een holle paal…
Als je de cache gevonden hebt, mag je het logboek tekenen. Je mag je vondst ook ‘loggen’ (registreren) op de website of in de app van Geocaching.
Meerdere caches
Heb je zin in meer? Probeer dan zeker eens een multi-cache. Dit is een soort wandelzoektocht waarbij je langs verschillende ‘waypoints’ komt. Op elk van die punten kan je een hint vinden die je de weg wijst naar het volgende waypoint of de locatie van de uiteindelijke cache. Soms zijn die hint vrij duidelijk (een papiertje met nieuwe gps-coördinaten), soms zijn het heuse puzzels of raadseltjes die je moet oplossen. Plezier gegarandeerd!